Een avonturenfilm waarvan het script telkens verandert. Zo kun je het project aan de Koestraat in Zwolle het best omschrijven. Acht jaar lang werkten Schavast, De Bruin Architecten en Salverda Bouw aan dit schitterende rijksmonument, dat uiteindelijk een luxe woonzorghof voor ouderen werd.
Terug naar het voorjaar van 2015. Jonathan Schagen van Schavast koopt Koestraat 10, een prachtig monumentaal pand in hartje Zwolle. Samen met architect Pieter Diks van De Bruin Architecten heeft hij een idee: private zorgwoningen realiseren. Maar het rijksmonument blijkt te klein voor dat idee en de plannen verdwijnen in de prullenbak. Voor even dan. Terwijl achter de gevel Salverda Bouw en haar onderaannemers al beginnen met de onderhouds- en renovatiewerkzaamheden, is er nog steeds onzekerheid over de bestemming. Maar dan blijkt Koestraat 12 te koop en vervolgens komt nummer 14 op de markt. De mannen krijgen beide panden in bezit en eindelijk komt er duidelijkheid. Het wordt een grensverleggend project: 25 zorgappartementen, twee gemeenschappelijke ruimtes en een woonkeuken, verdeeld over drie panden uit de veertiende en vijftiende eeuw. Valuas Zorggroep haakt aan als zorgexploitant en het Belgische Aedifica als vastgoedbelegger. Nu kunnen ze écht beginnen om de rijksmonumenten een nieuwe, duurzame toekomst te geven. Een klus die dan nog jaren duurt: in mei van dit jaar werd Residence Coestraete opgeleverd.
Een paar maanden later komen projectleider Rutger Lokhorst van Salverda Bouw, architect Pieter Diks van De Bruin Architecten en kostendeskundige Gerrit Morren namens Schavast bij elkaar om terug te blikken op het avontuur. Als jullie acht jaar geleden wisten wat jullie te wachten stond, waren jullie dan aan dit project begonnen? “Financieel in elk geval niet”, begint Morren. “We hebben niet één schatkist omgekeerd, maar meerdere.” Diks: “Ik twijfel. Het was een gewaagde zet, maar ook een hele krachtige. Schavast en Salverda keken naar wat ze in handen hadden en vervolgens pas naar de bestemming. Meestal is het andersom. De bestemming heeft altijd ter discussie mogen staan, dat kom ik niet vaak tegen.” Lokhorst: “Wij lopen nooit weg voor uitdagingen. En juist daarom is het gelukt, denk ik. De druk lag bij ons allemaal, en vooral bij Pieter. Toen duidelijk werd dat we zorgwoningen gingen realiseren, moesten we om technische redenen schuiven met kamers. Vervolgens was het aan Pieter om alles bereikbaar en logisch te maken voor de bewoners. We vertrouwden hem volledig: kijk maar wat haalbaar is.”
Hoe Pieter Diks met die druk omging? “Het was soms overweldigend. Wij zijn niet het type architectenbureau dat een dwingend ontwerp wil opleggen. In nauw overleg met Schavast en Salverda kwamen we tot de uitwerking. We zijn altijd eerlijk geweest over twijfels en risico’s. En we hebben ook wel mazzel gehad. Toen nummer 12 op de markt kwam, kreeg ik de vraag of we er één pand van konden maken. Normaal gesproken mag je monumenten niet verbinden. Toen ontdekte ik in het archief dat een Zwols advocatenbureau dat al eens had gedaan. Een toevalstreffer! Daarna mochten we toch doorgangen maken, ook naar nummer 14. Met een hamer en beitel zijn we ernaar op zoek gegaan. Net schatzoeken. Het was een gouden greep voor het project. Je ziet nu precies wanneer je het andere pand binnenstapt. Erg mooi.” Lokhorst: “Pieters expertise is monumentaal vastgoed, daarom is hij flexibel en doortastend. Dit project dwong ons tot teamwerk, we bleven voor elkaar ideeën openstaan. En door de uitdagingen leerden we elkaar steeds beter kennen. Het is een heel hechte samenwerking geworden.”
De grootste uitdagingen volgens Diks waren de hoogteverschillen tussen de panden. “Bij nummer 10 was het al lastig, maar met 12 en 14 erbij werd de puzzel nog ingewikkelder. In totaal waren er maar liefst veertien niveaus. Het achterhuis van Koestraat 12 had geen monumentale status en is gesloopt. Daar kwam een eigentijds pand voor terug, met een patio met een lift en loopbruggen. Een huzarenstukje! Het lost de hoogteverschillen en het logistieke probleem op én voegt een achtste eeuw toe aan de panden. Een andere uitdaging was de schat aan overblijfselen uit zeven eeuwen. Wat heeft welke waarde voor behoud?” Morren: “Bij de restauratie van de panden vonden we van alles: een kapconstructie uit de veertiende eeuw, een oude bankierskluis, wandschilderingen en prachtige plafonds.
Pronkstuk is het zeventiende-eeuwse leemstucplafond in de ‘goudleerkamer’, dat is nu de bibliotheek. Een deel ervan kwam tijdens de bouw naar beneden. Het betekende veel extra werk én een financiële tegenvaller. Maar het is geweldig mooi gerestaureerd.”
Lokhorst: “Bouwkundig en installatietechnisch brachten die vondsten onverwachte uitdagingen met zich mee. Het plafond in de hal wilden we bijvoorbeeld als transportruimte voor leidingen gebruiken, maar daar kwamen prachtig bewaarde plafondschilderingen tevoorschijn. Ter plekke hebben we gepuzzeld en een oplossing bedacht, onder een marmeren vloer. We moesten telkens meebewegen en dat ging ons samen goed af.”
Diks: “Dit project heeft acht jaar op mijn bureau gelegen. Ik ga het missen.” Lokhorst: “Ik ben ontzettend trots op het resultaat. Het is echt een aanwinst voor de historische binnenstad.” Morren: “Het heeft een waardevolle bestemming gekregen. Nu mogen de bewoners van de historische waarde genieten.”